Berichten
OVER ONZE JOODSE WORTELS
Op Pad met Sallo van gelder, Aalten
|
|
Korte Samenvatting
lezing rabbijn Tzvi Marx 19 november synagoge Aalten.
DE TIEN NIET WOORDEN OVER JODEN, JODENDOM & ISRAEL
1. De God in wie de Joden geloven en vertrouwen hebben is NIET Joods.
God is de vader en schepper van alle mensen.
(God is niet Joods, hij is niet besneden) Op Jom Kipoer wordt uit het boek Jona gelezen, de God van Nineveh is niet Joods. Christenen denken, dat hun God christelijk is. Jezus was een Jood.
2. Joden geloven niet in de Bijbel.
Er staat nergens dat wij de Thora in de Synagoge moeten lezen. Alle dingen over hoe wij moeten leven en wat wij moeten doen staat in de Talmoed.
In de Talmoed lezen we hoe de Thora uitgelegd is. In de Thora staat dat je de geit niet in de melk moet koken. Meer niet. Al het andere er omheen is uitleg.
3. Jodendom is niet een religie.
Jodendom is een levenswijze.
Daar gaat het over hygiëne, gezondheid, overheid etc. Dit alles is geen religie. Hoe je je vijand moet lief hebben ook niet.
4.Torah (de 5 boeken van Mozes) is niet goed vertaald als "wetten" (nomos).
Men zegt: Genade komt uit het nieuwe testament, de wetten uit het oude. Liefde komt al voor in Leviticus.
De Thora zijn verhalen, het is narratief geen nomos
5. Profeten hebben niet de hoogste aanzien in de traditie, maar de rabbijnen.
De profeet MOET het zeggen, een rabbijn mag uitleggen.
De laatste profeet was Maleachi. De profeet is een “Ja knikker”, de rabbijn vraagt, , denkt er over na, doorleeft het woord etc. Voorbeeld: Abraham, ging in gesprek met God over Sodom. Abraham heeft compassie met Sodom.
Esra was de eerste rabbijn. Profeten doen wat God zegt. Zij zijn gehoorzaam aan God. De rabbijn denkt er over na. In de Thora staat geschreven: De weerspannige zoon zal gedood worden maar geen ouder zal deze wet uitvoeren.
De Rabbijnen zeggen het staat er om van te leren.
God heeft de Joden gemachtigd de Thora uit te leggen.
Zo is mensen werk Gods werk omdat zij God zien als partner.
6. Uitverkoren om een "heilig volk" te zijn is niet een privilege.
Uitverkoren is geen privilege. Israël wordt meer gestraft als de gojim. Jood zijn is een opdracht!
7. Joodse bloed bestaat niet. Dit is racistisch.
Wie leeft naar de Thora is Jood. Abraham was geen Jood naar het bloed.
8. Het Joodse volk is niet bovenstandig over andere volken.
Een Jood moet werken aan het welzijn van deze wereld. Iedereen is je naaste. We hebben geen kasten systeem zo als in India.
9. Messiaanse tijd is niet de ideale tijd, de hedendaagse tijd is dat wel.
De tijd van de Messias is de tijd van het nu nu. Joden zitten helemaal niet te wachten op de komst van de Messias. Al de Messiassen die kwamen hebben verdeling en ellende gebracht Ook de Messias van de Christenen. Joden zijn door christenen vermoord omdat ze als ketter werden gezien.
10. De "Joodse" Staat Israël (Medinat Jisroel) en de Joodse volk (Am Jisroel) zijn niet identiek.
Niet alle Israëli's zijn Joden en niet alle Joden zijn Israëli's
VRAGEN
Wie is meer orthodox?
De intellectuele Joden, of mythische, of chassidische, Rabbi Akiva, Maimonides etc. Wie is meer orthodox? Zij allen zijn orthodox.
Liberale Joden hebben geen verplichting tegenover de Talmud. De rol van de Talmud is belangrijker voor orthodoxe Joden dan de Thora.
Hoe geloven Joden in het leven na de dood?
Er zijn vele theorieën. Iedere Jood denkt er anders over. GOD IS GOED en hier op aarde is het niet goed. Als het hier niet veranderd moet een verandering ergens anders vandaan komen.
Wat moet ik doen om Jood te zijn?
Jood zijn is een levenswijze! Je hebt 613 mitswot(een lijst met geboden en verboden. Deze voorschriften vormen de kern van de halacha, de religieus-joodse regelgeving)Het is geen plezier om Jood te zijn, het is een last, een groot inspanning. Soms kost het heel veel. Je krijgt niet voor alles korting, koosjer vlees is duurder. Is het dan alles de moeite waard, absoluut!
Kijk: zonder regels kun je geen voetbal spelen.
Door de regels voor de Sabbat kun je Sabbat vieren.
Een Jood is nooit tevreden. Het kan altijd beter. Je kunt altijd beter je best doen. Een Jood is creatief, net als God
God de schepper, is Hij een architect of een chirurg of een politicus? God is een politicus want voor Gods creatie was er chaos.
Waarom is Abraham de vader van de Joden en niet de Tzadik(rechtvaardig) Noah?
Noah ging niet in gesprek met God over de vernietiging van de mensen. Abraham wel over de vernietiging van Sodom.
Joden interpreteren de Thora zo, God is blij als wij niet gehoorzaam zijn.
Men zegt: Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg maar als je gewoon doet heb je nog niets gedaan. Een Jood is creatief.
Geef Joden ruimte om Jood de zijn.
We willen niet dat iedereen Joods wordt. Christenen en Moslims, ook de Communisten wilden dit wel.
We zijn niet universalistisch, alleen in het recht doen.
Hoe kan je het meest creatieve met je medemens omgaan?
Hem ruimte geven!!
1. De God in wie de Joden geloven en vertrouwen hebben is NIET Joods.
God is de vader en schepper van alle mensen.
(God is niet Joods, hij is niet besneden) Op Jom Kipoer wordt uit het boek Jona gelezen, de God van Nineveh is niet Joods. Christenen denken, dat hun God christelijk is. Jezus was een Jood.
2. Joden geloven niet in de Bijbel.
Er staat nergens dat wij de Thora in de Synagoge moeten lezen. Alle dingen over hoe wij moeten leven en wat wij moeten doen staat in de Talmoed.
In de Talmoed lezen we hoe de Thora uitgelegd is. In de Thora staat dat je de geit niet in de melk moet koken. Meer niet. Al het andere er omheen is uitleg.
3. Jodendom is niet een religie.
Jodendom is een levenswijze.
Daar gaat het over hygiëne, gezondheid, overheid etc. Dit alles is geen religie. Hoe je je vijand moet lief hebben ook niet.
4.Torah (de 5 boeken van Mozes) is niet goed vertaald als "wetten" (nomos).
Men zegt: Genade komt uit het nieuwe testament, de wetten uit het oude. Liefde komt al voor in Leviticus.
De Thora zijn verhalen, het is narratief geen nomos
5. Profeten hebben niet de hoogste aanzien in de traditie, maar de rabbijnen.
De profeet MOET het zeggen, een rabbijn mag uitleggen.
De laatste profeet was Maleachi. De profeet is een “Ja knikker”, de rabbijn vraagt, , denkt er over na, doorleeft het woord etc. Voorbeeld: Abraham, ging in gesprek met God over Sodom. Abraham heeft compassie met Sodom.
Esra was de eerste rabbijn. Profeten doen wat God zegt. Zij zijn gehoorzaam aan God. De rabbijn denkt er over na. In de Thora staat geschreven: De weerspannige zoon zal gedood worden maar geen ouder zal deze wet uitvoeren.
De Rabbijnen zeggen het staat er om van te leren.
God heeft de Joden gemachtigd de Thora uit te leggen.
Zo is mensen werk Gods werk omdat zij God zien als partner.
6. Uitverkoren om een "heilig volk" te zijn is niet een privilege.
Uitverkoren is geen privilege. Israël wordt meer gestraft als de gojim. Jood zijn is een opdracht!
7. Joodse bloed bestaat niet. Dit is racistisch.
Wie leeft naar de Thora is Jood. Abraham was geen Jood naar het bloed.
8. Het Joodse volk is niet bovenstandig over andere volken.
Een Jood moet werken aan het welzijn van deze wereld. Iedereen is je naaste. We hebben geen kasten systeem zo als in India.
9. Messiaanse tijd is niet de ideale tijd, de hedendaagse tijd is dat wel.
De tijd van de Messias is de tijd van het nu nu. Joden zitten helemaal niet te wachten op de komst van de Messias. Al de Messiassen die kwamen hebben verdeling en ellende gebracht Ook de Messias van de Christenen. Joden zijn door christenen vermoord omdat ze als ketter werden gezien.
10. De "Joodse" Staat Israël (Medinat Jisroel) en de Joodse volk (Am Jisroel) zijn niet identiek.
Niet alle Israëli's zijn Joden en niet alle Joden zijn Israëli's
VRAGEN
Wie is meer orthodox?
De intellectuele Joden, of mythische, of chassidische, Rabbi Akiva, Maimonides etc. Wie is meer orthodox? Zij allen zijn orthodox.
Liberale Joden hebben geen verplichting tegenover de Talmud. De rol van de Talmud is belangrijker voor orthodoxe Joden dan de Thora.
Hoe geloven Joden in het leven na de dood?
Er zijn vele theorieën. Iedere Jood denkt er anders over. GOD IS GOED en hier op aarde is het niet goed. Als het hier niet veranderd moet een verandering ergens anders vandaan komen.
Wat moet ik doen om Jood te zijn?
Jood zijn is een levenswijze! Je hebt 613 mitswot(een lijst met geboden en verboden. Deze voorschriften vormen de kern van de halacha, de religieus-joodse regelgeving)Het is geen plezier om Jood te zijn, het is een last, een groot inspanning. Soms kost het heel veel. Je krijgt niet voor alles korting, koosjer vlees is duurder. Is het dan alles de moeite waard, absoluut!
Kijk: zonder regels kun je geen voetbal spelen.
Door de regels voor de Sabbat kun je Sabbat vieren.
Een Jood is nooit tevreden. Het kan altijd beter. Je kunt altijd beter je best doen. Een Jood is creatief, net als God
God de schepper, is Hij een architect of een chirurg of een politicus? God is een politicus want voor Gods creatie was er chaos.
Waarom is Abraham de vader van de Joden en niet de Tzadik(rechtvaardig) Noah?
Noah ging niet in gesprek met God over de vernietiging van de mensen. Abraham wel over de vernietiging van Sodom.
Joden interpreteren de Thora zo, God is blij als wij niet gehoorzaam zijn.
Men zegt: Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg maar als je gewoon doet heb je nog niets gedaan. Een Jood is creatief.
Geef Joden ruimte om Jood de zijn.
We willen niet dat iedereen Joods wordt. Christenen en Moslims, ook de Communisten wilden dit wel.
We zijn niet universalistisch, alleen in het recht doen.
Hoe kan je het meest creatieve met je medemens omgaan?
Hem ruimte geven!!
verklaring israël zondag 2019
Op de eerste zondag van oktober wordt in veel protestantse kerken aandacht besteed aan de verbondenheid van de kerk met Israël.
Waarom doen we dat?
We zeggen hiermee dat we als christenen uit Israël zijn voortgekomen. Jezus was een Jood. De Bijbel, dus ook het Nieuwe Testament is een Joods boek. Het is dus van wezenlijk belang dat we, om onszelf beter te begrijpen, onze wortels leren kennen.
Joden en christenen zijn vanuit theologische visie met elkaar verbonden. Joden en christenen zijn twee loten die gegroeid zijn vanuit de erfenis van het Bijbelse volk Israël. Dat de kerk het gesprek met het Jodendom zoekt, raakt aan het hart van haar belijden.
De kerkorde van de PKN belijdt in artikel 1 de onopgeefbare verbondenheid met het Joodse volk. Joden en christenen blijven elkaars pad voortdurend kruisen juist omdat de oorsprong van de weg een is, de Ene, de God van Israël.
Gods weg met het volk Israël is niet voorbij, maar gaat verder. Het is een weg met het oog op alle volken. God is trouw en onopgeefbaar verbonden met zijn volk.
Joden en christenen drinken uit dezelfde bron. Die Bron vloeit over naar de gehele mensheid. Vanuit het hart van de Thora, de Profeten en het Evangelie worden kernvragen gesteld. Hoe leef je? Ben je hoeder van je medemens? Mens waar ben je? Vanuit Gods compassie worden Joden en christenen geroepen om compassievol met alle levende schepselen om te gaan. De Thora en de Profeten en het Evangelie wijzen ons daarbij de weg.
Als de Israëlzondag echt beleefd wordt, zal de band met het Joodse volk en het nadenken over onze wortels er van zelf ertoe leiden dat we steeds meer daarmee rekenen houden in ons omgaan met de Bijbel. En dat is zegenrijk.
Waarom doen we dat?
We zeggen hiermee dat we als christenen uit Israël zijn voortgekomen. Jezus was een Jood. De Bijbel, dus ook het Nieuwe Testament is een Joods boek. Het is dus van wezenlijk belang dat we, om onszelf beter te begrijpen, onze wortels leren kennen.
Joden en christenen zijn vanuit theologische visie met elkaar verbonden. Joden en christenen zijn twee loten die gegroeid zijn vanuit de erfenis van het Bijbelse volk Israël. Dat de kerk het gesprek met het Jodendom zoekt, raakt aan het hart van haar belijden.
De kerkorde van de PKN belijdt in artikel 1 de onopgeefbare verbondenheid met het Joodse volk. Joden en christenen blijven elkaars pad voortdurend kruisen juist omdat de oorsprong van de weg een is, de Ene, de God van Israël.
Gods weg met het volk Israël is niet voorbij, maar gaat verder. Het is een weg met het oog op alle volken. God is trouw en onopgeefbaar verbonden met zijn volk.
Joden en christenen drinken uit dezelfde bron. Die Bron vloeit over naar de gehele mensheid. Vanuit het hart van de Thora, de Profeten en het Evangelie worden kernvragen gesteld. Hoe leef je? Ben je hoeder van je medemens? Mens waar ben je? Vanuit Gods compassie worden Joden en christenen geroepen om compassievol met alle levende schepselen om te gaan. De Thora en de Profeten en het Evangelie wijzen ons daarbij de weg.
Als de Israëlzondag echt beleefd wordt, zal de band met het Joodse volk en het nadenken over onze wortels er van zelf ertoe leiden dat we steeds meer daarmee rekenen houden in ons omgaan met de Bijbel. En dat is zegenrijk.
Lezing over de Samaritanen
Geschiedenis en cultuur van een vergeten Israëlitische groepering.
Dinsdag 6 maart hield Prof. dr. Pieter W. v.d. Horst een lezing in de synagoge.
Het onderwerp was ,de Samaritanen een vergeten groep.
Het was een boeiend onderwerp , en dat kon je zien aan de belangstelling .
Nu gaan er wel niet zo veel mensen in de Synagoge , maar practisch alle stoelen
waren bezet.
Fop van Wijk ,de voorzitter van de commissie Kerk en Israël heette een ieder
welkom. Hij bracht in herinnering dat wij over de Samaritanen niet veel meer weten
vanuit de Bijbel dan het verhaal van de Samaritaanse vrouw en de gelijkenis van de
barmhartige Samaritaan. In het oude Testament komt deze groep ook bijna niet voor.
Prof. v.d. Horst begon met ons uit te leggen dat de groep Samaritanen 150 jaar
geleden bijna was uitgestorven, er waren er toen nog ongeveer 150.
Over het ontstaan van deze groep is weinig bekend. Geen echte schriftelijke
overleveringen, alleen uit Joodse bronnen maar die zijn zeer negatief over de
Samaritanen.Volgens deze bronnen zijn, nadat het 10 stammenrijk was weggevoerd,
die streken bevolkt door Assyriers die hun eigen godsdienst vandaar meebrachten.
Later, nadat ze regelmatig werden aan gevallen door leeuwen, namen ze de God van
Israël aan . Maar ze bleven toen ook nog hun eigenGoden dienen, Zie 2 Kon. 17, vs,
24 t/m 28,
De Samaritanen zijn er echter van overtuigd dat ze regelrecht afstammen van de
Israelieten, de stammen Efraim en Menasse.
Verder vinden zij de Joden afvallig omdat die een tempel hebben gebouwd in
Jeruzalem, terwijl God via Mozes bevolen had deze te bouwen op de berg Gerizim.
Ook zien zij Mozes als iemand die al voor de schepping bij God was, en door God
naar de aarde is gestuurd om de Israëlieten uit Egypte te bevrijden. Mozes is voor
hen de enige profeet. De andere profeten zijn voor hen valse profeten. Ze verwachten
dat Mozes aan het eind der tijden gereincarneerd terug komt . Daarna verwachten zij
de opstanding der doden en het laatste oordeel.
Nadat het Christendom zich ontwikkelde en ook werd erkend, brak er voor de
Samaritanen een desastreuse tijd aan. De Samaritanen werden toen onderdrukt en
vervolgd. In 529 richtten de Samaritanen slachtingen aan onder de Byzantijnse
christenen en later kwam er een verschrikkelijke wraakactie, uitgevoerd door de
christenen. Er was een intense haat tussen de Samaritanen en de Christenen. In de 6e
eeuw kwam er opnieuw een grote en verschrikkelijke vervolging.
Nu door de Islamieten. Vele Samaritanen bekeerden zich noodgedwongen tot de
Islam. Sinds de 17e eeuw is er meer belangstelling voor de Samaritanen.Veel
geleerden gingen op zoek naar oude geschriften.
Bij de Samaritanen was het verboden om te trouwen met een niet samaritaan.
Maar de groep werd zo klein ,dat uitsterven voor de hand lag. Bovendien was er een
overschot van mannen ten opzichte van de vrouwen.
Nu mogen Samaritaanse mannen trouwen met Joodse vrouwen, mits die zich bekeren
tot het Samaritaanse geloof. Inmiddels bestaat de groep Samaritanen uit ongeveer 780
personen. Ook kan gesteld worden dat de verhoudingen nu tussen Joden en
Samaritanen goed is. Uitgezonderd bij sommige ultra orthodoxe personen.
Al met al was het een zeer leerzame avond. Hopenlijk gaat de commissie Kerk en
Israël nog lang door met het organiseren van zulke interessante avonden.
U kunt de hele lezing nog eens beluisteren via de site:
www.joodselezingen.nl
– vorige lezingen
– 9 augustus 2017: De samaritanen: Geschiedenis van een vergeten Isr. Geloofsgemeenschap.
Dinsdag 6 maart hield Prof. dr. Pieter W. v.d. Horst een lezing in de synagoge.
Het onderwerp was ,de Samaritanen een vergeten groep.
Het was een boeiend onderwerp , en dat kon je zien aan de belangstelling .
Nu gaan er wel niet zo veel mensen in de Synagoge , maar practisch alle stoelen
waren bezet.
Fop van Wijk ,de voorzitter van de commissie Kerk en Israël heette een ieder
welkom. Hij bracht in herinnering dat wij over de Samaritanen niet veel meer weten
vanuit de Bijbel dan het verhaal van de Samaritaanse vrouw en de gelijkenis van de
barmhartige Samaritaan. In het oude Testament komt deze groep ook bijna niet voor.
Prof. v.d. Horst begon met ons uit te leggen dat de groep Samaritanen 150 jaar
geleden bijna was uitgestorven, er waren er toen nog ongeveer 150.
Over het ontstaan van deze groep is weinig bekend. Geen echte schriftelijke
overleveringen, alleen uit Joodse bronnen maar die zijn zeer negatief over de
Samaritanen.Volgens deze bronnen zijn, nadat het 10 stammenrijk was weggevoerd,
die streken bevolkt door Assyriers die hun eigen godsdienst vandaar meebrachten.
Later, nadat ze regelmatig werden aan gevallen door leeuwen, namen ze de God van
Israël aan . Maar ze bleven toen ook nog hun eigenGoden dienen, Zie 2 Kon. 17, vs,
24 t/m 28,
De Samaritanen zijn er echter van overtuigd dat ze regelrecht afstammen van de
Israelieten, de stammen Efraim en Menasse.
Verder vinden zij de Joden afvallig omdat die een tempel hebben gebouwd in
Jeruzalem, terwijl God via Mozes bevolen had deze te bouwen op de berg Gerizim.
Ook zien zij Mozes als iemand die al voor de schepping bij God was, en door God
naar de aarde is gestuurd om de Israëlieten uit Egypte te bevrijden. Mozes is voor
hen de enige profeet. De andere profeten zijn voor hen valse profeten. Ze verwachten
dat Mozes aan het eind der tijden gereincarneerd terug komt . Daarna verwachten zij
de opstanding der doden en het laatste oordeel.
Nadat het Christendom zich ontwikkelde en ook werd erkend, brak er voor de
Samaritanen een desastreuse tijd aan. De Samaritanen werden toen onderdrukt en
vervolgd. In 529 richtten de Samaritanen slachtingen aan onder de Byzantijnse
christenen en later kwam er een verschrikkelijke wraakactie, uitgevoerd door de
christenen. Er was een intense haat tussen de Samaritanen en de Christenen. In de 6e
eeuw kwam er opnieuw een grote en verschrikkelijke vervolging.
Nu door de Islamieten. Vele Samaritanen bekeerden zich noodgedwongen tot de
Islam. Sinds de 17e eeuw is er meer belangstelling voor de Samaritanen.Veel
geleerden gingen op zoek naar oude geschriften.
Bij de Samaritanen was het verboden om te trouwen met een niet samaritaan.
Maar de groep werd zo klein ,dat uitsterven voor de hand lag. Bovendien was er een
overschot van mannen ten opzichte van de vrouwen.
Nu mogen Samaritaanse mannen trouwen met Joodse vrouwen, mits die zich bekeren
tot het Samaritaanse geloof. Inmiddels bestaat de groep Samaritanen uit ongeveer 780
personen. Ook kan gesteld worden dat de verhoudingen nu tussen Joden en
Samaritanen goed is. Uitgezonderd bij sommige ultra orthodoxe personen.
Al met al was het een zeer leerzame avond. Hopenlijk gaat de commissie Kerk en
Israël nog lang door met het organiseren van zulke interessante avonden.
U kunt de hele lezing nog eens beluisteren via de site:
www.joodselezingen.nl
– vorige lezingen
– 9 augustus 2017: De samaritanen: Geschiedenis van een vergeten Isr. Geloofsgemeenschap.
Hoor Israël ...
“Eén van de belangrijkste stukken uit ons gebedenboek is Shma. We zeggen het iedere ochtend en iedere avond. En voor het naar bed gaan. (...) Ja, velen van onze martelaren... gingen met het “echad” (één; op de laatste ademtocht – red.) de dood in.” Zo wordt in een leerboek voor de Joodse jeugd het belang van het ‘Hoor Israël, de Eeuwige is onze God, de Eeuwige is één’ omschreven. Het Joodse geloof samengevat in één zin - Deuteronomium 6:4. In het Hebreeuws: ‘Shma Jisrael Adonai Elohenoe Adonai echad’. In elke Joodse uitgave van de Hebreeuwse Bijbel en van het gebedenboek worden de laatste letter van Sjma (de ayin) en de laatste letter van echad (de dalet) groot afgedrukt: ED; “ed” betekent: getuige. Elke keer als het gelezen en gereciteerd wordt mag de Jood zich te binnen brengen, dat hij getuige is van deze éne God. Wijlen professor Yehuda Ashkenasy heeft ons geleerd: je kunt dit woord nog beter weergeven met: garant. Een midrasj zegt: Als Israël geen getuige, geen garant van God is, is God als het ware geen God. Dat getuige, garant zijn drukt zich uit in het doen van Zijn wil, Zijn geboden.
De Eeuwige is onze God. De Eeuwige, Adonai - dat zijn uitgesproken verwijzingen naar de onuitsprekelijke Naam van God in de Hebreeuwse Bijbel. In Joods spraakgebruik wordt ook vaak gezegd: de Naam, HaSjem. Je kunt hem ook weergeven met begrippen als: de Nabije, de Betrokkene. De Naam van vier letters wordt nooit meer uitgesproken sinds de verwoesting van de Tempel in het jaar 70. Op de Grote Verzoendag sprak de hogepriester hem uit in het Heilige der heiligen.
De HEER. Hij is God. Dat belijdt Israël als Elia op de Karmel het volk voor de keus stelt. (I Koningen 18:39) De HERE God. Adonai Elohiem. In de Hebreeuwse Bijbel staat consequent die volgorde. In zijn openbaring aan Israël als HEER krijgt het begrip ‘god’ pas inhoud. Niet een algemeen begrip - maar deze Éne! Die is God! De HERE God. Zo staat het 81 keer in de Hebreeuwse Bijbel. Drie keer in de andere volgorde - maar ook daar is het helder over wie het gaat: Jozua 22:22, Psalm 50:1 en Psalm 68:26. Het is op zijn zachtst gezegd merkwaardig dat de Nieuwe Bijbelvertaling overal vertaalt met: God de HEER. Daarmee is een belangrijk verband verdwenen.
P. Warners
De Eeuwige is onze God. De Eeuwige, Adonai - dat zijn uitgesproken verwijzingen naar de onuitsprekelijke Naam van God in de Hebreeuwse Bijbel. In Joods spraakgebruik wordt ook vaak gezegd: de Naam, HaSjem. Je kunt hem ook weergeven met begrippen als: de Nabije, de Betrokkene. De Naam van vier letters wordt nooit meer uitgesproken sinds de verwoesting van de Tempel in het jaar 70. Op de Grote Verzoendag sprak de hogepriester hem uit in het Heilige der heiligen.
De HEER. Hij is God. Dat belijdt Israël als Elia op de Karmel het volk voor de keus stelt. (I Koningen 18:39) De HERE God. Adonai Elohiem. In de Hebreeuwse Bijbel staat consequent die volgorde. In zijn openbaring aan Israël als HEER krijgt het begrip ‘god’ pas inhoud. Niet een algemeen begrip - maar deze Éne! Die is God! De HERE God. Zo staat het 81 keer in de Hebreeuwse Bijbel. Drie keer in de andere volgorde - maar ook daar is het helder over wie het gaat: Jozua 22:22, Psalm 50:1 en Psalm 68:26. Het is op zijn zachtst gezegd merkwaardig dat de Nieuwe Bijbelvertaling overal vertaalt met: God de HEER. Daarmee is een belangrijk verband verdwenen.
P. Warners
Bronvermelding voor de lezing:
De strijd tussen goed en kwaaD
PERSBERICHT
Lezing door dr. G.H. Cohen Stuart over het onderwerp: De strijd tussen goed en kwaad. Het mensbeeld bij Paulus en het vroege Jodendom.
De vraag naar goed en kwaad.
Al vele eeuwen worstelt de mensheid met de vraag, hoe het komt dat we als mens regelmatig falen in ons verlangen het goede te doen. Wat brengt ons ertoe de verkeerde keuze te maken? Heel lang hebben theologen gezegd, dat het rabbijnse mensbeeld en dat van Paulus in dit opzicht lijnrecht tegenover elkaar staan. Het verrassende is echter dat bij dieper onderzoek is gebleken, dat juist het vroeg rabbijnse denken ons kan helpen achterhalen, wat Paulus eigenlijk heeft willen zeggen. De ingewikkelde Paulinische gedachtegang wordt duidelijker en begrijpelijker als je deze in de juiste context plaatst.
In de periode 1982-1994 was dr. Cohen Stuart theologisch Adviseur van de Nederlandse Hervormde Kerk in Jeruzalem. Sindsdien verdeelt hij zijn tijd over Nederland en Israël. In Israël werkt hij als gediplomeerd gids. In Nederland geeft hij lezingen over onderwerpen op het raakvlak van Jodendom en christendom. Al tijdens zijn studie theologie verdiepte Cohen Stuart zich in het rabbijnse en moderne Jodendom. Dit resulteerde onder meer in zijn in 2003 verschenen boek ’Joodse Feesten en Vasten, een reis over de Zee van de Talmoed naar de Wereld van het Nieuwe Testament’.
De Commissie Kerk en Israël Aalten/Bredevoort nodigt u van harte uit deze lezing bij te wonen. Wanneer: woensdag 1 maart 2017, 19.30 uur Waar: Synagoge, Stationsstraat 5 te Aalten
Lezing door dr. G.H. Cohen Stuart over het onderwerp: De strijd tussen goed en kwaad. Het mensbeeld bij Paulus en het vroege Jodendom.
De vraag naar goed en kwaad.
Al vele eeuwen worstelt de mensheid met de vraag, hoe het komt dat we als mens regelmatig falen in ons verlangen het goede te doen. Wat brengt ons ertoe de verkeerde keuze te maken? Heel lang hebben theologen gezegd, dat het rabbijnse mensbeeld en dat van Paulus in dit opzicht lijnrecht tegenover elkaar staan. Het verrassende is echter dat bij dieper onderzoek is gebleken, dat juist het vroeg rabbijnse denken ons kan helpen achterhalen, wat Paulus eigenlijk heeft willen zeggen. De ingewikkelde Paulinische gedachtegang wordt duidelijker en begrijpelijker als je deze in de juiste context plaatst.
In de periode 1982-1994 was dr. Cohen Stuart theologisch Adviseur van de Nederlandse Hervormde Kerk in Jeruzalem. Sindsdien verdeelt hij zijn tijd over Nederland en Israël. In Israël werkt hij als gediplomeerd gids. In Nederland geeft hij lezingen over onderwerpen op het raakvlak van Jodendom en christendom. Al tijdens zijn studie theologie verdiepte Cohen Stuart zich in het rabbijnse en moderne Jodendom. Dit resulteerde onder meer in zijn in 2003 verschenen boek ’Joodse Feesten en Vasten, een reis over de Zee van de Talmoed naar de Wereld van het Nieuwe Testament’.
De Commissie Kerk en Israël Aalten/Bredevoort nodigt u van harte uit deze lezing bij te wonen. Wanneer: woensdag 1 maart 2017, 19.30 uur Waar: Synagoge, Stationsstraat 5 te Aalten
Your browser does not support viewing this document. Click here to download the document.
Een avond van Kerk en Israël in de synagoge te Aalten
De Profeten, geschreven door rabbijn Abraham Joshua Heschel.
Een lezing van ds. Tj. van der Zee over het boek en het leven van de schrijver.
"En wat vraagt de Ene anders van je dan recht doen,
vriendschap liefhebben en ootmoedig wandelen met je God?"
Voorzitter Fop van Wijk opent de avond in de synagoge met het lezen van
Micha 6: 1 – 8, het rechtsgeding des Heren:
"Wat vraagt God in dit Bijbelgedeelte van ons:
‘Niet anders dan recht te doen,
getrouwheid lief te hebben en
ootmoedig te wandelen met uw God."
In een synagoge als deze, zo begint ds. Van der Zee zijn betoog, is elke sabbat voorgelezen uit de Thora en uit de profeten. De inleider gaat in op het woord getrouwheid, zo is het vertaald in de Statenvertaling en met trouw in latere vertalingen. Heschel vertaalt het metvriendschap (zie boven).
In de grondtekst staat daar het woord chesed, een woord dat een grote rol heeft gespeeld in het leven van Abraham Joshua Heschel.
Van het woord chesed is ook het woord chassidisch afgeleid en uit de wereld van het chassidisme stamt Heschel.
De inleider gaat nu in op het leven van Heschel, in de verwachting dat ons dat meer vertrouwd zal maken met de profeten en hun betekenis voor vandaag de dag.
Chesed is een belangrijk woord in de Heilige Schrift. Het is een warm, bewogen woord, het heeft te maken met Gods onvoorspelbare bewogenheid en barmhartigheid en die chesed mogen wij weerspiegelen in ons doen en laten.
In het denken van Heschel is essentieel dat wij geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis. Maar wat betekent dat? Dat wij mensen op God lijken? Nu, dat betekent het volgens Heschel niet. Wij kunnen ons geen beeld van God maken, dat gaat onze verbeeldingskracht verre te boven.
Wij spreken wel vaak over God in menselijke beelden: Gods handen, Gods gezicht,
maar dat is altijd bij wijze van spreken. Wij kunnen ons geen beeld van God maken, want dat zou betekenen dat wij proberen het beeld van God vast te leggen. God is de God van de geschiedenis en dat is voor de profeten fundamenteel. En die geschiedenis is een bonte geschiedenis. Het is de geschiedenis van de Babylonische ballingschap, later van Sobibor en nu van Kobani.
En wat is Gods werkelijkheid in de geschiedenis? Dat is Gods barmhartigheid, zijn ontferming, zijn mededogen.
Wij mensen mogen dat weerspiegelen, in ons doen en laten, in ons handelen naar de medemens, omdat we naar zijn beeld en gelijkenis geschapen zijn.
Te handelen in gerechtigheid, want ook dat is een centraal thema in het boek van Heschel.
Heschel is geboren in 1907 in Warschau, in de chassidische traditie, in een heel bijzondere familie, want zijn ouders en voorouders spelen een grote rol binnen het chassidisme.
Chassidisme is ontstaan in de 18e eeuw, rond 1760. De stichter is Rabbi Eliezer, ook wel de Baal Sem Tov genoemd.
Deze rabbijn leerde zijn mensen dat ze het moesten doen met Gods chesed, zijn warmte, zijn liefde, zijn barmhartigheid, en dat ondanks alles. Want het waren toen vreselijke tijden voor de Joodse gemeenschappen in het oosten van Europa: armoede, ziekte, onderdrukking, onzekerheid wat de overheden over hen zouden beslissen, willekeur.
De chassidische beweging groeit vanaf het begin als kool en in de warmte ervan groeit Heschel op als kind.
Bovendien is hij uitermate begaafd. Al heel jong bestudeert hij de Talmoed en de Thora.
Als hij 15 jaar oud is, publiceert hij al over de Thora en op 16-jarige leeftijd wordt hij rabbijn,
En heel vroeg al is de verwachting dat hij de grote leider zal worden van de chassidische beweging.
Maar de wereld waarin hij leeft wordt hem te benauwd, te eng, hij voelt zich ingesloten.
Hij ontdekt de wereld om zich heen, een sterk antisemitische wereld en vraagt zich af: is de chesed er alleen voor de Joodse chassidische gemeenschap? Zal zijn roeping niet breder, niet wijder liggen? Hij laat de chassidische wereld achter zich om zich te wenden tot de gojim, de volken voor wie ook de boodschap van chesed geldt.
En in 1927 gaat hij studeren aan de Humboldt Universiteit van Berlijn, o.a. filosofie.
Heschel ervaart daar dat in het filosofisch denksysteem geen plaats is voor God, geen plaats voor de vraag naar goed en kwaad.
In 1933 doet hij examen, een maand nadat Hitler aan de macht gekomen is, een heel turbulente tijd: de financiële crisis, de extreme geldontwaarding, maar ook extreme vernieuwing op het gebied van dans, kunst en cultuur en een extreme toeneming van het antisemitisme.
In die wereld van antisemitisme, waarin voor de vraag over goed en kwaad geen plaats is, schrijft Heschel zijn dissertatie: Die Profetie. Dit geschrift heeft hij later uitgewerkt tot het boek ‘De Profeten’ dat nu voor ons ligt.
Wat is een profeet? Volgens Heschel niet iemand die zich bezighoudt met de toekomst, maar een profeet houdt zich bezig met het actuele pathos, eigenlijk de chesed van God.
Dat gold in de tijd van de profeet Micha, dat geldt ook voor nu. Het was toen een tijd dat de wereld op instorten stond.
Profeten kennen de Thora, ze weten van Gods verbondenheid met zijn volk, met de mens: God heeft een relatie met de mens, van subject tot subject, want je hebt een hart, je bent bewogen. Het is Gods bewogenheid met ons en onze bewogenheid met de pijn van God. Heschel noemt dat: pathos met het grote gebroken hart van God.
In 1939 vertrekt hij naar Amerika, omdat hij daar een aanstelling kreeg aan een Joods Seminarie. Net op tijd.
Later zegt hij daarover: Ik ben een stuk brandhout, uit het vuur gerukt…. Een tekst uit de profeten die hij toepast op zichzelf.
Net op tijd gered. Zijn hele familie is in de oorlog omgekomen: zijn moeder, zijn zussen, de hele joodse gemeenschap uit Warschau, vrijwel niemand gespaard.
Voor Heschel bleef dat zijn leven lang een grote worsteling: leven met het actuele pathos van God: wat betekent dat in mijn leven? Zijn dochter verwoordde dit als volgt: Mijn vader leefde het leven van een profeet.
Voor Heschel betekende dat, dat hij zich in Amerika steeds meer verbonden voelde met het leven van de onderdrukten, met de zwarte bevolking, met de strijd tegen rassendiscriminatie.
In 1945 wordt hij benoemd tot hoogleraar aan een beroemd Joods Seminarie in New York. Daar doceert hij ethiek en mystiek. Hij houdt zich dan, meer nog dan voorheen, bezig met de vraagstukken over de mens en zijn spirituele verhouding tot God.
In 1960 is Heschel aanwezig als Marten Luther King zijn beroemde rede uitspreekt: I have a dream. Zij worden vrienden voor het leven: een overtuigd joodse denker en een overtuigde christen. Wat ze delen is de Bijbelse verkondiging van de gerechtigheid.
Heschel zet zich ook in tegen de strijd in Vietnam en tegen de onderdrukking van de Joden in Rusland.
1968: de oorlog in Vietnam gaat maar door. In Arlington wordt op 4 februari een protestbijeenkomst georganiseerd waar duizenden geestelijken bijeenkomen.
Ook aanwezig is rabbijn Abraham Soetendorp.
Wat gebeurde? Op bevel van de burgemeester van New York mag er in het openbaar niet gesproken worden. Een protestbijeenkomst waarop niet gesproken mag worden.
Marten Luther King gaat naar de microfoon en zegt: Let us pray. Er ontstaat een ademloze stilte. En Heschel besluit dit met: Amen.
Foto : HESCHEL & M.L.KING
Soetendorp schrijft: ‘Er volgde een volstrekte stilte die mij eindeloos leek en de adem benam. Het is deze trouwbetuiging aan de goddelijke fluistering van de waarheid die mij vandaag nog overeind houdt.’
En Eli Wiesel schreef: the silence of God is God.
Twee maanden later wordt Marten Luther King vermoord.
Heschel leest in de herdenkingsdienst, in de Baptistenkerk, Jesaja 53: het vierde lied over het lijden van de knecht des Heren. Dit Bijbelgedeelte is voor christenen een toekomstvoorspelling, een profetie over Jezus, maar het geldt ook voor ons Joden, zegt Heschel. Dit is het actuele pathos van God, Gods mededogen met het lijden in alle tijden. Het slaat ook op Marten Luther King.
In zijn boek behandelt Heschel de profeten van vóór de Babylonische ballingschap.
Steeds gaat het over macht, de manier waarop wij met macht omgaan.
De profeet Jesaja spreekt over ‘elke schoen die dreunend stampt’. En vol van hoop:‘Zij zullen de oorlog niet meer leren’.
In december 1972 sterft Heschel, in de nacht van sabbat.
De joodse traditie zegt:‘Als je in de nacht van sabbat sterft, word je door de Eeuwige met een kus begroet’.
Elie Wiesel leest bij de begrafenis van zijn vriend een gedicht, psalm 15, Wie mag de berg des Heren beklimmen, dat is hij die de regels van de Thora in acht heeft genomen. Hij eindigt met een gedicht van Heschel zelf: ‘ God follows me everywhere, even in the metro, even in death’.
Toen iemand hem betitelde als een profeet, was zijn reactie:’Ik kan niet in hun schaduw staan’.
Na de pauze zet ds. Van der Zee nog eens de betekenis van het begrip pathos uiteen.
Bij God denken we vaak aan: macht, almacht.
Maar bij God gaat het veel meer over pathos, over bewogenheid, over compassie.
Pathos is de relatie van God met de geschiedenis, de concrete relatie.
In zijn boek De Profeten begint Heschel met de profeet Amos. Amos protesteert vooral tegen het onrecht, niet in de toekomst, maar tegen het onrecht dat op dat moment geschiedt.
Pathos is de hartstochtelijke bewogenheid, de compassie van God met de lijdende mens.
De profeet ziet dat, hoort dat, is verontwaardigd. Hij protesteert tegen onrecht.
Jezus van Nazareth staat in deze profetische traditie. Hij heeft de strijd aangebonden met het onrecht in zijn tijd en het opgenomen voor de zieken, de melaatsen, de doven en de blinden.
Als de voorzitter aan het eind van de avond zijn dank uitspreekt, verwoordt hij die dank van alle aanwezigen: een inhoudsrijke, sfeervolle avond over een groot, diepgelovig mens die ons een prachtig boek heeft nagelaten: De Profeten.
©Aart van Triest
De Profeten, geschreven door rabbijn Abraham Joshua Heschel.
Een lezing van ds. Tj. van der Zee over het boek en het leven van de schrijver.
"En wat vraagt de Ene anders van je dan recht doen,
vriendschap liefhebben en ootmoedig wandelen met je God?"
Voorzitter Fop van Wijk opent de avond in de synagoge met het lezen van
Micha 6: 1 – 8, het rechtsgeding des Heren:
"Wat vraagt God in dit Bijbelgedeelte van ons:
‘Niet anders dan recht te doen,
getrouwheid lief te hebben en
ootmoedig te wandelen met uw God."
In een synagoge als deze, zo begint ds. Van der Zee zijn betoog, is elke sabbat voorgelezen uit de Thora en uit de profeten. De inleider gaat in op het woord getrouwheid, zo is het vertaald in de Statenvertaling en met trouw in latere vertalingen. Heschel vertaalt het metvriendschap (zie boven).
In de grondtekst staat daar het woord chesed, een woord dat een grote rol heeft gespeeld in het leven van Abraham Joshua Heschel.
Van het woord chesed is ook het woord chassidisch afgeleid en uit de wereld van het chassidisme stamt Heschel.
De inleider gaat nu in op het leven van Heschel, in de verwachting dat ons dat meer vertrouwd zal maken met de profeten en hun betekenis voor vandaag de dag.
Chesed is een belangrijk woord in de Heilige Schrift. Het is een warm, bewogen woord, het heeft te maken met Gods onvoorspelbare bewogenheid en barmhartigheid en die chesed mogen wij weerspiegelen in ons doen en laten.
In het denken van Heschel is essentieel dat wij geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis. Maar wat betekent dat? Dat wij mensen op God lijken? Nu, dat betekent het volgens Heschel niet. Wij kunnen ons geen beeld van God maken, dat gaat onze verbeeldingskracht verre te boven.
Wij spreken wel vaak over God in menselijke beelden: Gods handen, Gods gezicht,
maar dat is altijd bij wijze van spreken. Wij kunnen ons geen beeld van God maken, want dat zou betekenen dat wij proberen het beeld van God vast te leggen. God is de God van de geschiedenis en dat is voor de profeten fundamenteel. En die geschiedenis is een bonte geschiedenis. Het is de geschiedenis van de Babylonische ballingschap, later van Sobibor en nu van Kobani.
En wat is Gods werkelijkheid in de geschiedenis? Dat is Gods barmhartigheid, zijn ontferming, zijn mededogen.
Wij mensen mogen dat weerspiegelen, in ons doen en laten, in ons handelen naar de medemens, omdat we naar zijn beeld en gelijkenis geschapen zijn.
Te handelen in gerechtigheid, want ook dat is een centraal thema in het boek van Heschel.
Heschel is geboren in 1907 in Warschau, in de chassidische traditie, in een heel bijzondere familie, want zijn ouders en voorouders spelen een grote rol binnen het chassidisme.
Chassidisme is ontstaan in de 18e eeuw, rond 1760. De stichter is Rabbi Eliezer, ook wel de Baal Sem Tov genoemd.
Deze rabbijn leerde zijn mensen dat ze het moesten doen met Gods chesed, zijn warmte, zijn liefde, zijn barmhartigheid, en dat ondanks alles. Want het waren toen vreselijke tijden voor de Joodse gemeenschappen in het oosten van Europa: armoede, ziekte, onderdrukking, onzekerheid wat de overheden over hen zouden beslissen, willekeur.
De chassidische beweging groeit vanaf het begin als kool en in de warmte ervan groeit Heschel op als kind.
Bovendien is hij uitermate begaafd. Al heel jong bestudeert hij de Talmoed en de Thora.
Als hij 15 jaar oud is, publiceert hij al over de Thora en op 16-jarige leeftijd wordt hij rabbijn,
En heel vroeg al is de verwachting dat hij de grote leider zal worden van de chassidische beweging.
Maar de wereld waarin hij leeft wordt hem te benauwd, te eng, hij voelt zich ingesloten.
Hij ontdekt de wereld om zich heen, een sterk antisemitische wereld en vraagt zich af: is de chesed er alleen voor de Joodse chassidische gemeenschap? Zal zijn roeping niet breder, niet wijder liggen? Hij laat de chassidische wereld achter zich om zich te wenden tot de gojim, de volken voor wie ook de boodschap van chesed geldt.
En in 1927 gaat hij studeren aan de Humboldt Universiteit van Berlijn, o.a. filosofie.
Heschel ervaart daar dat in het filosofisch denksysteem geen plaats is voor God, geen plaats voor de vraag naar goed en kwaad.
In 1933 doet hij examen, een maand nadat Hitler aan de macht gekomen is, een heel turbulente tijd: de financiële crisis, de extreme geldontwaarding, maar ook extreme vernieuwing op het gebied van dans, kunst en cultuur en een extreme toeneming van het antisemitisme.
In die wereld van antisemitisme, waarin voor de vraag over goed en kwaad geen plaats is, schrijft Heschel zijn dissertatie: Die Profetie. Dit geschrift heeft hij later uitgewerkt tot het boek ‘De Profeten’ dat nu voor ons ligt.
Wat is een profeet? Volgens Heschel niet iemand die zich bezighoudt met de toekomst, maar een profeet houdt zich bezig met het actuele pathos, eigenlijk de chesed van God.
Dat gold in de tijd van de profeet Micha, dat geldt ook voor nu. Het was toen een tijd dat de wereld op instorten stond.
Profeten kennen de Thora, ze weten van Gods verbondenheid met zijn volk, met de mens: God heeft een relatie met de mens, van subject tot subject, want je hebt een hart, je bent bewogen. Het is Gods bewogenheid met ons en onze bewogenheid met de pijn van God. Heschel noemt dat: pathos met het grote gebroken hart van God.
In 1939 vertrekt hij naar Amerika, omdat hij daar een aanstelling kreeg aan een Joods Seminarie. Net op tijd.
Later zegt hij daarover: Ik ben een stuk brandhout, uit het vuur gerukt…. Een tekst uit de profeten die hij toepast op zichzelf.
Net op tijd gered. Zijn hele familie is in de oorlog omgekomen: zijn moeder, zijn zussen, de hele joodse gemeenschap uit Warschau, vrijwel niemand gespaard.
Voor Heschel bleef dat zijn leven lang een grote worsteling: leven met het actuele pathos van God: wat betekent dat in mijn leven? Zijn dochter verwoordde dit als volgt: Mijn vader leefde het leven van een profeet.
Voor Heschel betekende dat, dat hij zich in Amerika steeds meer verbonden voelde met het leven van de onderdrukten, met de zwarte bevolking, met de strijd tegen rassendiscriminatie.
In 1945 wordt hij benoemd tot hoogleraar aan een beroemd Joods Seminarie in New York. Daar doceert hij ethiek en mystiek. Hij houdt zich dan, meer nog dan voorheen, bezig met de vraagstukken over de mens en zijn spirituele verhouding tot God.
In 1960 is Heschel aanwezig als Marten Luther King zijn beroemde rede uitspreekt: I have a dream. Zij worden vrienden voor het leven: een overtuigd joodse denker en een overtuigde christen. Wat ze delen is de Bijbelse verkondiging van de gerechtigheid.
Heschel zet zich ook in tegen de strijd in Vietnam en tegen de onderdrukking van de Joden in Rusland.
1968: de oorlog in Vietnam gaat maar door. In Arlington wordt op 4 februari een protestbijeenkomst georganiseerd waar duizenden geestelijken bijeenkomen.
Ook aanwezig is rabbijn Abraham Soetendorp.
Wat gebeurde? Op bevel van de burgemeester van New York mag er in het openbaar niet gesproken worden. Een protestbijeenkomst waarop niet gesproken mag worden.
Marten Luther King gaat naar de microfoon en zegt: Let us pray. Er ontstaat een ademloze stilte. En Heschel besluit dit met: Amen.
Foto : HESCHEL & M.L.KING
Soetendorp schrijft: ‘Er volgde een volstrekte stilte die mij eindeloos leek en de adem benam. Het is deze trouwbetuiging aan de goddelijke fluistering van de waarheid die mij vandaag nog overeind houdt.’
En Eli Wiesel schreef: the silence of God is God.
Twee maanden later wordt Marten Luther King vermoord.
Heschel leest in de herdenkingsdienst, in de Baptistenkerk, Jesaja 53: het vierde lied over het lijden van de knecht des Heren. Dit Bijbelgedeelte is voor christenen een toekomstvoorspelling, een profetie over Jezus, maar het geldt ook voor ons Joden, zegt Heschel. Dit is het actuele pathos van God, Gods mededogen met het lijden in alle tijden. Het slaat ook op Marten Luther King.
In zijn boek behandelt Heschel de profeten van vóór de Babylonische ballingschap.
Steeds gaat het over macht, de manier waarop wij met macht omgaan.
De profeet Jesaja spreekt over ‘elke schoen die dreunend stampt’. En vol van hoop:‘Zij zullen de oorlog niet meer leren’.
In december 1972 sterft Heschel, in de nacht van sabbat.
De joodse traditie zegt:‘Als je in de nacht van sabbat sterft, word je door de Eeuwige met een kus begroet’.
Elie Wiesel leest bij de begrafenis van zijn vriend een gedicht, psalm 15, Wie mag de berg des Heren beklimmen, dat is hij die de regels van de Thora in acht heeft genomen. Hij eindigt met een gedicht van Heschel zelf: ‘ God follows me everywhere, even in the metro, even in death’.
Toen iemand hem betitelde als een profeet, was zijn reactie:’Ik kan niet in hun schaduw staan’.
Na de pauze zet ds. Van der Zee nog eens de betekenis van het begrip pathos uiteen.
Bij God denken we vaak aan: macht, almacht.
Maar bij God gaat het veel meer over pathos, over bewogenheid, over compassie.
Pathos is de relatie van God met de geschiedenis, de concrete relatie.
In zijn boek De Profeten begint Heschel met de profeet Amos. Amos protesteert vooral tegen het onrecht, niet in de toekomst, maar tegen het onrecht dat op dat moment geschiedt.
Pathos is de hartstochtelijke bewogenheid, de compassie van God met de lijdende mens.
De profeet ziet dat, hoort dat, is verontwaardigd. Hij protesteert tegen onrecht.
Jezus van Nazareth staat in deze profetische traditie. Hij heeft de strijd aangebonden met het onrecht in zijn tijd en het opgenomen voor de zieken, de melaatsen, de doven en de blinden.
Als de voorzitter aan het eind van de avond zijn dank uitspreekt, verwoordt hij die dank van alle aanwezigen: een inhoudsrijke, sfeervolle avond over een groot, diepgelovig mens die ons een prachtig boek heeft nagelaten: De Profeten.
©Aart van Triest